De oriëntatie van het transitie-denken 

 

Recent komt Europa tot een invulling van het lange termijn antwoord op de opwarming. Het besparingsdenken wordt vervangen door transitie-denken dat er op mikt enorme uitstootreducties te scoren door innovatie van gebouwen, vervoersmiddelen, en de industrie. Die beweging wordt aangestuwd door een fontein van initiatieven van kleine overheden, particulieren en bedrij­ven, en heeft haast.
Gezien het feit dat deze transitianen toenemend de overheid het verwijt maken deficiënt te zijn op het punt van strategie en regelgeving, is het niet ongepast naar de strategische be­slissingen te kijken die in hun denken gebakken zitten.
Elementair aan die strategie is de internationale stromen geen stro­breed in de weg te leggen. Erger: men jaagt ze aan door met oplossingen te komen die meer wereldwijde afhanke­lijkheden impliceren. Dat heeft belangrijke consequenties voor de intensiteit waarmee alle andere menselijke activiteiten be-willie-worteld moeten worden, en voor de doorschiet-risico’s die men bereid is te lopen.

Waarom dit transitie-den­ken vermoedelijk doodlopend is?

  • De haalbaarheid van hun energiezuinige oplossingen voor wonen, vervoeren en produceren blijft qua inputs zwaar leunen op de huidige internationale taakverdeling, en dus op gigantische internationale stromen van producten, grondstoffen, informatie, en arbeidskrachten. De chinezen die in Afrika met grondstofwinning bezig zijn, willen een paar keer per jaar naar huis bijvoorbeeld, net zoals wij elke dag de hotspots over de hele wereld van kaas, eieren, en verse bloemen willen blijven voorzien. Allemaal vervoer en dus uitstoot [noot*1]. Lees eens een MNP-rapport (bijv. dat van M. den Elzen [noot*2] over de uitstoot-ontwikkeling van de internationale stromen), dan schrik je (a) van de uitstoot-omvang van de internationale scheepvaart en luchtvaart, (b) van het feit dat als dat vervoer over twintig jaar belangrijk zuiniger en zonder fossiel zou moeten verlopen, er nu al lang prototypes uitgevonden hadden moeten zijn, en (c) van het feit dat men zich geen raad weet wie deze uitstoot in de schoenen geschoven moet worden en ze dus voortdurend buiten reductie-doelen vallen, en (d) van alles wat in de berekeningen van die uitstoot niet is meegenomen (zoals het infrastructurele; zie “énergie grise” in B. Dessus [noot*3]).
  • Dus al zouden we het redden binnen 30 jaar de meeste binnenlandse processen 80% schoner te krijgen − een gok trouwens − dan nog zal alleen de uitstoot van de toegenomen internationale stromen (weg, trein, lucht, zee) samen met de teruglopende natuurlijke CO2-opname ons over de 450 ppm-grens heen tillen. De dan ontstane onomkeerbaarheid zal vervolgens via verdeeldheid, migratie en oorlogen de mensheid vrij vlot − want dan zul je zien hoe proactief ze ineens kunnen handelen − het hoekie omhelpen.
  • Hun benadering stelt onvoldoende prioriteiten. De opwarming ontregelt de leefcondities van planten, bomen, dieren, en mensen. Die hebben dragelijke temperaturen en temperatuurwisselingen nodig om te gedijen. Overvloedig verplaatsen en communiceren zijn volslagen onbelangrijk als eten, ademen en lichaamstemperatuur in gevaar komen. Transitianen als Rotmans en Cramer willen alle onderdelen van de bestaande hoogwaardige westerse levenswijze in de lucht houden met het risico dat echt belangrijke activiteiten zoals landbouw en veeteelt in gevaarlijk vaarwater terecht komen.
  • Hun benadering haalt op geen enkele manier de drift (innovatie-snelheid) uit het systeem. Het wakkert de wedstrijd aan. Uiterst duurzaam wonen en vervoeren wordt de nieuwe sport. Een impuls aan dezelfde race tussen kapitaalkrachtigen als waarmee we nu naar de rand jakkeren. Zodoende is deze weg veel te onzeker. Hun aanpak is gericht op winnen en dat is misschien juist het probleem. Soms moet je aanvoelen dat je dekking moet zoeken, de reddingsboot moet ingaan. Gevaar moet je ruiken, en dat is geen sterk punt van kantoor- en schermwerkers. Zij die veel ervaring hebben met de krachten die de basisprocessen (groei en reproductie) aandrijven, zien al twee decennia de grote lijnen voor zich van de klimaatafgang die nu door o.a. Mann [noot*4] en Hansen c.s. [noot*5] beredeneerd worden. Die argumentaties zijn glashelder in hun boodschap: “Ga met deze bom niet voetballen. Blijf uit de buurt van twee graden stijging”.
  • Hun benadering schept niet geweldig veel ruimte voor jonge wilskracht. Door het kapitaalintensieve karakter blijven de ouderen sturen. Omdat zij de meeste reserves zullen blijven inzetten voor het realiseren en garanderen van hun verzorging op korte termijn, zal geen versnelde overdracht van middelen en beslissingsmacht aan de jongere generaties plaatsvinden. En dus ook geen radicaal andere ingebruikneming van grond, gebouwen, en infrastructuur.
  • Door zulk hoogwaardig wonen, vervoeren, en gespecialiseerd werken in het Westen te realiseren stel je een norm dat zal worden nagevolgd door de rest van de wereld. Terwijl Rotmans zelf toegeeft bang te zijn dat alleen al het enigszins optrekken van het leefniveau van die rest kan leiden tot overschrijding van de twee graden stijgingslimiet.
  • En waar is al dat overmatig verduurzamen en in de lucht houden van alle ballen eigenlijk om te doen? Ongetwijfeld om de sterkste te blijven, de voorste, de toonaangevende, en dus de rijkste in de best beschermde vesting. Maar een vesting zonder toekomst is een zwak motief voor waaghalzerij, en heeft geen zin.

Kortom dit transitie-denken lijkt mij gebeiteld tussen volle winkelschappen en koelkasten, van waaruit het zicht op essentiële volgordes niet geweldig is. Prijzenswaardig is wel de kordaatheid. Maar is het niet meer paniekvoetbal dan weloverwogen spel? De klimaat-beer blijkt immens groot. We worden wakker en willen het onder ogen zien. Laten we niet in de fout vallen als een dolle de koe bij de hoorns te willen vatten, en liever even rustig overwegen of het niet de hoogste tijd is om de reddingsboot op te zoeken. Wat daaronder te verstaan?

Mijns inziens onderschat de burgerij zowel de onwrikbaarheid van de oorzaken als de ernst van de effecten van de opwarming. Wat de oorzaken betreft: onze vraag naar energie zit muurvast geklonken aan de manier waarop we sinds eeuwen met elkaar omgaan nl. middels energie en techniek proberen de ander de baas te worden of te neutraliseren. Energie is het voornaamste wapen in die dagelijkse wedloop om posities, inkomen, reserves, aandacht, en liefde. De regels van dat sociale spel kunnen we dus niet buiten schot laten als we de uitstoot in de greep willen krijgen. Daarop ingrijpen is waarschijnlijk onze enige uitweg. Want via die sociale dimensie kunnen we heel diepgaand, direct en zeker de vraag naar energie kortwieken door ieders toegankelijkheid tot essentiële levensvoorwaarden losser te koppelen van energie-input.

Wat de effecten van de opwarming betreft. Ook hier is de onderschatting ten hemel schreiend. Al het levende heeft in de (re)productie-fase geen enkele speelruimte in de bandbreedte van de klimaat- en voedselcondities die voor een goed verloop noodzakelijk zijn. Allemaal open systemen die met elkaar in onderlinge strijd liggen. Een klein beetje meer droogte, iets hogere temperaturen, en hop ze gaan tegen de vloer, bloeien zich over de kop of komen massaal in kritieke toestand, en worden gedecimeerd. Echt ervaren boeren houden hun hart al jaren vast, en zien soort voor soort in de problemen komen.

Zodoende pleit ik voor een andere oriëntatie op dit probleem. Meer reddingsboot-denken dan transitie-denken. Het is in het kort samen te vatten met: Houdt op met het aanmoedigen van expansie en verlossing, en begin fanatiek met het stimuleren van blootstelling en hechting, door jong volwassenen op tijd te voorzien van autonome toegankelijkheid tot bronnen [noot*6]. Zodat de internationale stromen opdrogen, en de nationale stromen aanmerkelijk krimpen. De natuurlijke CO2 opnamecapaciteit zal daardoor robuust stabiliseren, hetgeen de opwarming binnen enkele decennia kan neutraliseren [noot*7].

j. nijssen, 2015, herzien 2017